Terminologie

Opvoerhoogte geeft aan hoe hoog de pomp een vloeistof kan oppompen, Uitgedrukt in meter waterkolom.

Verlies in opvoerhoogte ten gevolge van de wrijvingsweerstand tussen de leiding en de vloeistof.

Verliezen nemen toe als de vloeistof sneller stroomt en / of viskeuzer is.

de aanzet is de hoeveelheid vloeistof die nodig is om te beginnen met pompen als de vloeistofbron lager is dan de pomp. Wordt in de pomp gehouden door een voetklep op de aanzuigleiding of door een klep of kamer in de pomp.

Cavitatie is het proces waarbij kleine dampbellen worden gevormd doordat de druk lager wordt dan de dampdruk van de vloeistof. Wanneer deze dampbellen imploderen veroorzaken ze trillingen en kunnen ze schade veroorzaken aan de installatie.

Dit verschijnsel treedt op wanneer NPSHa < NPSHr.

Het debiet is een meeteenheid om de capaciteit van een pomp aan te tonen, weergegeven in het volume dat een pomp per tijdseenheid kan verpompen (m³/u of l/s).

Drukt uit hoeveel massa van een vloeistof aanwezig is in een bepaald volume. Dichtheid wordt uitgedrukt in kilogram per kubieke meter (kg/m³) of pond per kubieke voet.

Een driefasige aansluiting bedraagt 400V of meer, en wordt voornamelijk gebruikt voor industriële toepassingen.

De kracht die door een vloeistof wordt uitgeoefend op de wanden van een tank, leiding, enz. Normaal gemeten in pascal (Pa), bar of pounds per square inch (psi).

Een eenfasige aansluiting bedraagt 110V of 230V, en wordt voornamelijk gebruikt voor huishoudelijke toepassingen.

De "dikte" van een vloeistof of het vermogen om te stromen. De meeste vloeistoffen nemen af in viscositeit en stromen gemakkelijker naarmate ze warmer worden.

De maximale grootte van vaste bestanddelen die een pomp kan verpompen.

Een waaier of impeller is het draaiende onderdeel van de pomp dat het water verder doet bewegen.

Zelfaanzuigend of droogaanzuigend verwijst naar pompen die vloeistof aanzuigen van onder de pompinlaat (aanzuighoogte), in tegenstelling tot pompen die een ondergelopen aanzuiging nodig hebben.